Geluidsregels moeten extra ruimte voor windturbines scheppen.

De nieuwe geluidsnormen voor windturbines zijn gekozen om “voldoende ruimte voor windenergie (te scheppen) tegen net aanvaardbare volksgezondheidseffecten” en “ruimte te geven aan de energiedoelstellingen”. Martin van den Berg (ministerie I&M) en Jan Jabben (RIVM) maakten daar geen geheim van in hun voordrachten tijdens de themabijeenkomst “Geluids(hinder) van windturbines” van de Nederlandse Stichting Geluidshinder op 5 februari 2013.

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu houdt vol dat de regels beleidsneutraal zijn ingevoerd. Toch pakt de toegestane geluidsbelasting hoger uit dan voor 2011. Wij vragen ons af hoe dit te rijmen valt.

Oude norm.

Voor 2011 werd voor windparken groter dan 15 MW de norm afgeleid van het geluidsniveau van de omgeving; hoe stiller de omgeving, hoe scherper de norm. In overeenstemming met dit uitgangspunt werd voor landelijk gebied een nachtnorm van 35 dB geadviseerd.[1] In gebieden zonder agrarische activiteit gold zelfs een advieswaarde van 30 dB. Voor parken kleiner dan 15 MW werd vaak een nachtwaarde van 40 dB genoemd[2], maar voor landelijke gebieden adviseerde de minister weer een nachtwaarde van 35 dB (en 30 dB zonder agrarische activiteit). Deze getallen zijn grenswaardes, wat inhoudt dat hogere belastingen niet zijn toegestaan, net als op de weg waar je niet sneller mag rijden dan de maximum snelheid.

Nieuwe normen.

Omdat de nieuwe normen – Lden 47 dB en Lnight 41 dB – gemiddelden over een jaar zijn, kunnen zeer hoge waardes voorkomen zonder dat de norm wordt overschreden. In de praktijk is dat ook het geval. Bij Lnight 41 dB zal ’s nachts de belasting vaak tussen de 40 en 45 dB liggen, zoals voorspeld in de geluidsonderzoeken voor het windpark Noordoostpolder. Sterker nog, uit de praktijk blijkt dat zelfs de gemiddelde belastingen hoger uitpakken dan de oude norm. Op een plek waar Lnight precies 41 dB bedraagt, komt het geluid nauwelijks meer onder de 35 dB die voor de nachten in landelijk gebied van toepassing was. Dit alles blijkt uit een langdurige meetserie van zuiver windturbinegeluid door Frits van den Berg in de Hoofdplaatpolder (Zeeuws-Vlaanderen) uitgevoerd (voordracht Fred Jansen, afb.8).

Beleidsneutraal?

Toch houdt het ministerie vol dat de invoering van Lden en Lnight beleidsneutraal heeft plaatsgevonden. Daar heeft men de volgende vreemde redenering voor bedacht. Voor 2011 hadden de gemeentes de ruimte om op grond van hun kennis van de lokale omstandigheden van de norm af te wijken. Zij konden ook voor een hogere waarde kiezen dan de geadviseerde voorkeurswaarde, zo zegt de minister. Dat mocht zelfs best een norm zijn die op hetzelfde neerkomt als de hoge norm die de minister nu heeft gekozen. Dit lijkt vreemd maar is het niet, want een bovengrens was niet vastgesteld. Een grens die niet bestaat kan je immers niet overschrijden. Omdat dus vergelijkbare waarden ook onder het oude regime niet verboden waren, vindt de minister dat zij de nieuwe regels beleidsneutraal heeft ingevoerd. Niet dat regels ooit op deze wijze waren toegepast, maar het had toch gekund.

Hadden gemeentes voorheen de ruimte om lagere normen te kiezen die recht doen aan het geluidsniveau van de omgeving, deze beleidsruimte is hen nu ontnomen. Ook in de stilste landelijke gebieden wordt nu van hen geëist dat ze de hoge algemene norm hanteren die weliswaar passend is voor industriegebieden maar niet voor het platteland. Hier ligt de kern van de zaak. En juist op dit kernpunt heeft de minister haar beleid veranderd.

Conclusie: van een beleidsneutrale aanpassing van de geluidsregels is geen sprake.

Fred Jansen, 12 februari 2013.

 

De bijdragen aan de themabijeenkomst van de NSG kunnen worden gedownload op http://www.nsg.nl/nl/nsg_themabijeenkomst.html.


[1] Er gold een zogenaamde etmaalwaarde van 45 dB, d.w.z. 45, 40 en 35 dB voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

[2] Etmaalwaarde 50 dB: 50, 45 en 40 dB voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.