Energiestromen in Nederland
Verklaring van het schema
Dit schema van de energiestromen, samengesteld na samenspraak met deskundigen van het ECN, brengt de omvang en aard van de Nederlandse energiebalans in beeld. Het betreft de situatie in het jaar 2005, het meest recente jaar waarvoor het CBS nu de definitieve cijfers beschikbaar heeft. Links in het schema staan de primaire energiedragers waaronder fossiel en wind, en rechts de verschillende verbruikscategorieën zoals transport, industrie, huishoudens enz. De grootte van de ellipsen is in verhouding gelijk aan de grootte van de energiestromen, uitgedrukt in de eenheid petaJoule per jaar. Een petaJoule is 278 miljoen kilowattuur (kWu); de 3071 petaJoule aan fossiele energie komt dus overeen met 853.738 miljoen kilowattuur.
De betekenis van windenergie kan het best beoordeeld worden in het licht van de energievoorziening van Nederland. Uit het schema blijkt dat de windenergie heel klein van omvang is. Dit leidt tot onze stelling: Windenergie levert een verwaarloosbare bijdrage aan de oplossing van onze energie- en klimaatproblemen. In de publieke voorlichting geven de rijksoverheid, energieproducenten en windturbinesector echter een heel ander beeld. Enkele voorbeelden: Met Nederlandse windparken opgewekte energie is met een bijdrage van 29% een van de hoekstenen van duurzame elektriciteit[1]; Windenergie kan minstens 20% van de elektriciteitsbehoefte dekken[2]; en: …de 1500 megawatt (in Nederland is) goed voor de elektriciteit van 1,5 miljoen huishoudens[3]. Toch spreken deze uitspraken onze stelling niet tegen, het verschil zit in wat wel en niet verteld wordt. Wie windturbines propageert komt graag met indrukwekkend grote getallen over de opbrengst.
Nu bestaat het nut van windenergie uit het terugdringen van het verbruik van fossiele brandstoffen en de CO2-uitstoot die hiermee samenhangt. Om het nut te kunnen beoordelen moet dus de opbrengst ervan met het totale energieverbruik worden vergeleken. In 2005 was dat ongeveer 3300 petaJoule (PJ)[4]. Windenergie produceerde toen 7 PJ, of 0,2 % van het totaal. Deze 0,2 % vormt dus het aandeel van windenergie in de oplossing van onze energieproblemen.
De publieke voorlichting presenteert de opbrengst liever met andere gegevens. De 7 PJ betekent bijvoorbeeld 2% van de huishoudelijke energie (7:425) en wel 8% van de huishoudelijke elektriciteit (7:87). Dit is elektriciteit voor 570 duizend huishoudens of 1,3 miljoen personen[5], de bevolking van Amsterdam en Rotterdam samen. Je kunt ook naar waarheid vertellen dat windenergie 35% tot de groene stroom bijdraagt[6]. Dit lijken indrukwekkende prestaties. Ze zijn dan ook gebaseerd op juiste getallen, die echter suggereren dat windenergie op even indrukwekkende wijze helpt om fossiele brandstoffen te vervangen. En dit laatste is natuurlijk niet juist, de bijdrage blijft ongeveer 0,2 %.
Men kan ook aangeven hoeveel CO2 uitstoot wordt vermeden door windenergie. De zaak wordt nu iets ingewikkelder. Het schema laat zien dat de elektriciteitsproductie met verlies gepaard gaat (424 PJ). Als die 7 PJ windenergie in de centrales waren geproduceerd, zou daar dus voor 16 PJ aan CO2 producerende brandstof voor verbruikt zijn[7], ongeveer 0,5% van de landelijke CO2 uitstoot. Nog steeds zeer weinig.
De laatste stap maakt een begin met de CO2-balans van windenergie. De vermeden CO2 staat daarbij als enige aan de positieve zijde, maar er zijn een aantal niet te verwaarlozen aftrekposten. Allereerst kost het bouwen, plaatsen, onderhouden en na gedane dienst weer afbreken van een turbine zelf ook energie[8]. Hiermee gaat zo’n 10% van de windenergie verloren. Een veel grotere aftrekpost wordt veroorzaakt doordat het geregeld te hard of niet hard genoeg waait om de windturbines te laten draaien. Voor die periodes moet er een centrale bijstaan die de schokken opvangt[9]. Die centrale gaat minder rendabel werken, vergelijkbaar met een automobilist die te veel remt en plankgas rijdt. Dit effect veroorzaakt een aanzienlijk verlies aan energie en CO2, dat wel eens even groot zou kunnen zijn als de totale bijdrage van windenergie.
Windenergie helpt dus niet de energie- en CO2-problemen op te lossen, ook niet als de regering het opgestelde vermogen op land, nu 1700 MW, volgens plan opvoert tot 4000 MW.
J H F Jansen, NKPW, 31 januari 2008
1NWEA strategie stimulering windenergie – basisgegevens voor 2007-2020. KEMA/EcoFys, februari 2007.12 Alles in de wind. Brochure ECN, oktober 2004.
3Milieudefensie, oktober 2007. Bakker (ODE) en Hirdes (NWEA) in een reactie op Jansen & Zwerver (NKPW) in het septembernummer.
4De som van de bedragen in ellipsen van de linker kolom, van “fossiel (bovenaan) t/m “import” (onderaan).
5 In 2005 telde Nederland 7,09 miljoen huishoudens.
6 Van de 31 PJ biomassa die de energiebedrijven in gaat, blijft 31 x 337 / 969 = 11 PJ aan groene stroom over. Samen met de windenergie en zonne-energie was er dus 20 PJ aan groene stroom in 2005. De 7 PJ windenergie namen daar dus 35% van voor hun rekening.
7 7 x (337+424)/337.
8 De windturbinesector zegt dat een turbine in een half jaar de energie levert die nodig is voor bouw, plaatsing, onderhoud en afbraak van de turbine. Volgens ons is twee tot drie jaar realistischer.
9 De energiebedrijven moeten een capaciteit van 75 tot 90 % van het turbinevermogen stand-by hebben.
[1]NWEA strategie stimulering windenergie – basisgegevens voor 2007-2020. KEMA/EcoFys, februari 2007.
[2]Alles in de wind. Brochure ECN, oktober 2004.
[3]Milieudefensie, oktober 2007. Bakker (ODE) en Hirdes (NWEA) in een reactie op Jansen & Zwerver (NKPW) in het septembernummer.
[4]De som van de bedragen in ellipsen van de linker kolom, van “fossiel (bovenaan) t/m “import” (onderaan).
[5] In 2005 telde Nederland 7,09 miljoen huishoudens.
[6] Van de 31 PJ biomassa die de energiebedrijven in gaat, blijft 31 x 337 / 969 = 11 PJ aan groene stroom over. Samen met de windenergie en zonne-energie was er dus 20 PJ aan groene stroom in 2005. De 7 PJ windenergie namen daar dus 35% van voor hun rekening.
[7] 7 x (337+424)/337.
[8] De windturbinesector zegt dat een turbine in een half jaar de energie levert die nodig is voor bouw, plaatsing, onderhoud en afbraak van de turbine. Volgens ons is twee tot drie jaar realistischer.
[9] De energiebedrijven moeten een capaciteit van 75 tot 90 % van het turbinevermogen stand-by hebben.