Onder de ooievaar op het nest bij molen de Vlijt in Marle schuilen twee jongen. Een eindje verderop verrijzen mogelijk zes stalen windmolens. Elk meer dan vier keer zo hoog dan de korenmolen uit 1887. De jongen kunnen nu nog veilig opgroeien en uitvliegen, maar hoe gaat dat straks als er torenhoge windturbines staan?

 

Nooit en te nimmer, als het ligt aan het nieuwe Comité Eén Marler Molen. Als woordvoerder heeft Herman van Otterloo de meeste Marlenaren achter zich verenigd. Thea de Badts, bewoner van de molenaarswoning aan de dijk en galeriehoudster in de molen, en Willem Blom van de voormalige smederij staan hem bij, de laatste formeel als adviseur.

Blom is namelijk ook nog secretaris van Plaatselijk Belang Marle. Daarin drie voorstanders van de molens, boeren, die elk een stukje land kunnen verpachten voor een molen. Gaat veel geld in om, weten de drie tegenstanders. Vooral de hoge subsidies voor windenergie maken bedrijven en landeigenaren gretig, denken ze.

,,In dat fantastische landschap tussen Kampen en Arnhem horen gewoon geen windmolens thuis”, argumenteert Blom. Het open IJsseldal is met zijn grillige rivier, weelderige uiterwaarden, plassen, dijken, dorpen en natuurgebieden zo vol gevarieerde landschappen, dat daarin geen molens van 150 meter thuis horen. Van Otterloo vindt de nieuwe IJsselmeerpolders veel geschikter voor de nieuwe molens. ,,En wat dacht je van de nieuwe Hanze spoorlijn? Ook een prachtig object om over de hele lengte te voorzien van windturbines. Zo krijg je een tweede nieuwe lijn naast de nieuwe spoorlijn.”

,,En hier willen ze de molens ook nog plaatsen tussen twee natuurgebieden in”, argumenteert De Badts. ,,De Veluwe is ook een natuurgebied. Daarvandaan gezien verpest je toch het landschap. Het is ook niet logisch die molens vlak achter de heuvels en bossen van de Veluwe te plaatsen. Die vangen veel westenwind op”

Bedrukt blikken de drie terug op jaren van discussies met alle overheden. Die gingen over de zogeheten hoogwatergeul. Dat is de laagte van Veessen naar Wapenveld, achter Marle langs. Daar wordt bij dreigende watersnood een parallelle nevenrivier gecreëerd, om de rest van de IJssel te ontlasten. Om dat voor te bereiden, worden er twee nieuwe dijken opgeworpen, net zo hoog als de IJsseldijken.

Blom: ,,Als die dijken er eenmaal liggen en er wat op groeit, zie je er niks meer van. Nu laten de boeren, die zo’n stampij maakten over die dijken, opeens gigantische molens neerzetten. Maar het is natuurlijk te gek dat we nu te maken krijgt met twee gigantische projecten. Veel te veel voor een buurtschap als Marle.” 

 

de Stentor, 1 juni 2009