De zegeningen van windenergie in Duitsland en Denemarken bezongen moeten ons ten voorbeeld strekken ook wat hun subsidiesysteem betreft. Is dit waar? Onlangs zijn zowel in beide landen studies verschenen die op deze vraag antwoord geven.

 

In de LC (20 augustus en 14 november) worden de zegeningen van windenergie in Duitsland en Denemarken bezongen. Die landen moeten ons ten voorbeeld strekken ook wat hun subsidiesysteem betreft. Is dit waar of probeert men ons te bewegen om nog meer aan de windenergiebranche te offeren? Gelukkig zijn er onlangs zowel in Duitsland als in Denemarken studies verschenen, die op deze vraag antwoord geven. Beide onderzoeken zijn verricht door gerenommeerde wetenschappelijke instituten. Voor Duitsland was dat het Rheinisch- Westfälisches Institut für Wirtschaftsforschung in Essen . De Deense studie komt van het Center for Politiske Studier (CEPOS) in Kopenhagen.


In beide landen zijn de elektriciteitsbedrijven verplicht om alle aangeboden windenergie af te nemen tegen een hoog tarief. Ook als zij die stroom niet kunnen gebruiken mogen ze niet weigeren. Uiteraard kost dit schatten geld, maar geen nood, de kosten worden op de klanten verhaald. Dit belast de schatkist niet dus kost het niets, zo luidt de politieke bedotterij, die ook wij maar al te goed kennen.


Wat Denemarken betreft meldt CEPOS dat 20 procent van de elektriciteit wordt opgewekt door windturbines. Niemand vertelt daarbij dat de helft daarvan tegen lage prijzen wordt geëxporteerd. Dus dragen al die Deense windturbines niet voor 20 procent maar voor slechts 10 procent bij aan de elektriciteitsvoorziening. Met die export vloeit ook een groot deel van de door de bevolking opgebrachte subsidies af naar het buitenland.


Dat is wrang omdat de Deense consument veruit de hoogste stroomprijs van Europa betaalt. Denemarken kan binnenlands alleen maar meer windstroom gebruiken als het bestaande systeem van energieopwekking drastisch wordt omgebouwd. Niemand wil weten hoeveel miljarden euro’s dat kost. Evenals bij ons verzet de bevolking zich tegen de komst van turbines op het land. Daarom zal vrijwel alle nieuwbouw achter de horizon in zee plaats vinden.


Blijft het afzetprobleem. De Scandinavische elektriciteitsbeurs ‘Nordpol’ heeft in oktober 2009 een negatieve prijs voor stroom ingevoerd. Dikke kans dat de Denen zullen moeten bijbetalen om de overtollige windstroom, waarin zij heel veel subsidiegeld hebben gestoken, kwijt te raken.


Het verhaal dat uit Duitsland komt is zo mogelijk nog triester. Het Instituut uit Essen kan nauwelijks positieve punten bij windenergie ontdekken. Het is enorm duur, heeft een nul-effect op de uitstoot van CO2, helpt het milieu dus niet maar zal op termijn wel een negatieve invloed hebben op de werkgelegenheid. Ook de afhankelijkheid van energieleverende landen als Rusland zal er niet door verminderen. Onbedoeld profiteren de Spaanse en Italiaanse energiemaatschappijen wel van de Duitse windstroom. Want met dank aan de Duitsers kunnen zij goedkoop emissierechten verwerven.


De Duitse steun aan windenergie wordt in het buitenland nogal eens ten voorbeeld gesteld. Niet doen zegt de studie want daar is niks voorbeeldigs aan. De Duitse milieu- en energiepolitiek is ongelooflijk duur waar geen economische- en milieuvoordelen tegenover staan.


Hieruit blijkt dat wij over windenergie in Duitsland en Denemarken vaak in de maling worden genomen. Het is daar helemaal geen botertje tot de boom. Integendeel, in beide landen moet de bevolking flink aan koopkracht inleveren om de windenergiesector in stand te houden. Om nog maar te zwijgen over een gigantisch verlies aan landschapsschoon. De enorme Deense en Duitse subsidies zijn grotendeels weggegooid geld. Ook hier gooit minister Van der Hoeven €1000 miljoen in het water voor de bouw van turbines bij Urk. Zij had haar verstand moeten gebruiken en de Deense en Duitse studies moeten lezen. Tenslotte gaat het niet om haar eigen maar om ons geld en welzijn.


Dr. Pieter Lukkes, emeritus-hoogleraar geografie, Leeuwarder Courant, 9 december 2009.