Het langverwachte ruimtelijke plan van VROM, dat zorgvuldig de mogelijkheden voor windenergie op land zou onderzoeken, blijkt een simpele zoektocht naar afzetgebieden voor grote windmolens. Van bescherming van kwetsbare gebieden is geen sprake. De enige beschermde gebieden zijn de gebieden waar windenergie sowieso niet mogelijk is.
Aan het begin van haar ambtstermijn deelde minister Cramer van VROM mee dat de inzichten over de ruimtelijke inpassing van windmolens achterhaald zijn, en dat het windmolenbeleid dus herzien moest worden. Daarom kondigde zij een Nationaal Ruimtelijk Plan voor Windenergie op land aan dat eind 2007 klaar zou zijn, waarin zorgvuldig zou worden aangegeven welke gebieden voor windenergie geschikt zijn en welke daartegen beschermd moeten worden. Deze week heeft VROM in samenwerking met o.a. de windenergiesector de nieuwe inzichten bekend gemaakt in het rapport Ruimtelijk Perspectief Windenergie op Land. De inhoud stelt teleur. Het onderzoek dient naar eigen zeggen één doel: “om in 2020 tenminste 6000 MW aan windenergie op land geplaatst te hebben… waar ruimte voor gemaakt moet worden”. De gevolgde werkwijze is uiterst eenvoudig. Als eerste stelt het rapport een aantal vrijwaringsgebieden vast: de Waddenzee (PKB gebied), alle burger- en militaire luchthavens, aan- en laagvliegroutes, en alle nationale landschappen en Natura 2000 gebieden op land. Met andere woorden alle gebieden waar het volgens de wet verboden is windmolens te plaatsen, plus de uitgesproken natuurgebieden. Hier is vast niet lang op gestudeerd. Overigens is het IJsselmeergebied, het grootste Natura 2000 gebied in Nederland, buiten de vrijwaringsgebieden gehouden. De vrijwaringsgebieden zijn echter niet daadwerkelijk van alle windmolens gevrijwaard, het zijn gebieden waar geen grote windmolens (ashoogte 120 m, tiphoogte 170 m) mogen komen. Vervolgens wijst VROM elf concentratiegebieden aan. Dat zijn de gebieden, de vrijwaringsgebieden uitgezonderd, waar het vaak hard waait. In de rest van het land, combinatiegebieden genoemd, zijn kleinere opstellingen van windmolens gewenst. Volgens het rapport zullen deze combinatiegebieden in de praktijk ook nodig zijn om de 6000 MW op land te halen. Vervolgens gelden er nog een paar technische voorwaarden, die o.a. te maken hebben met de afstand tot woonbebouwing. Het rapport hanteert daarbij een afstand van 500 m, en loopt vooruit op een sterk verruimde geluidsnorm die door VROM is opgesteld maar nog steeds niet definitief is. Zou VROM de geluidsbelasting voor hoge windmolens serieus nemen en dezelfde normen aanleggen als voor ander industriegeluid, dan zou op het platteland -daar liggen de concentratiegebieden- voor dergelijke grote turbines een afstand van 1500 m geboden zijn. Het NKPW kan in dit rapport met geen mogelijkheid het beloofde Nationaal Ruimtelijk Plan voor Windenergie zien dat een degelijk onderbouwd inzicht geeft in de mogelijkheden van windenergie op land, en dat bescherming biedt aan gebieden waar dat nodig is. Het is slechts het verslag van een wel erg eenvoudige zoektocht naar afzetgebieden voor grote windmolens, die met dit rapport vogelvrij worden verklaard. De enige beschermde gebieden zijn de gebieden waar windenergie toch al niet mogelijk is. J.H.F. Jansen, 24 juni 2010. |