Het Interprovinciaal Overleg (IPO) vraagt om een Rijksstructuurvisie waarin de provincies de vrije hand krijgen om vóór 2020 op land 3356 MW te kunnen realiseren.
Het Rijk wordt gevraagd om ruimtelijke knelpunten en belemmeringen weg te nemen. De provincies willen namelijk de ruimte kunnen benutten die zij hebben gereserveerd voor een groei in windenergie naar 6000 Megawatt (MW) in 2020. Het Rijk moet daartoe duidelijke randvoorwaarden leveren, zodat provincies in het kader van de Crisis- en Herstelwet een effectieve taakstelling aan gemeentes op kunnen leggen, zo vindt het IPO. Dit is noodzakelijk om 14 procent duurzame energieproductie in 2020 te halen. De provincies verwachten nu, op grond van concrete projecten, dat er in 2020 een vermogen van 3.356 MW is gerealiseerd. Een extra groei naar 6000 MW in 2020 is mogelijk, maar hangt af van de invulling van een aantal randvoorwaarden. Randvoorwaarden voor groei naar 6.000 MW wetgeving die het beter mogelijk maakt om bestaande windparken te herstructureren en te moderniseren;
Op 28 februari 2011 heeft het IPO een brief gestuurd naar de ministers Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) en Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) met een overzicht van de ruimtelijke reserveringen en de vragen aan het rijk. Verdeling over de provincies Op de landelijke energiekaart is te zien waar de ruimtes zijn gereserveerd voor windenergieparken voor de groei naar 6000 MW. De nu al te realiseren productie van 3356 MW in 2020 is als volgt verdeeld: Minimum opgesteld vermogen in 2020 per provincie: Friesland – 174 MW Groningen – 750 MW Drenthe – 200 MW Noord-Holland – 500 MW Flevoland – 720 MW Overijssel – 80 MW Gelderland – 102 MW Zuid-Holland – 230 MW Utrecht – 50 MW Zeeland – 300 MW Noord-Brabant – 220 MW Limburg – 30 MW Totaal 3.356 MW
Bron: IPO, 10 maart 2011. |