Ons artikel in Trouw heeft de NWEA tot een reactie in dezelfde krant verleid. Naast een beschuldiging van zwartmakerij bevat de reactie slechts inhoudelijk onjuiste uitspraken. Wij beantwoorden die in een open brief aan de voorzitter van de NWEA.


Datum: 31 maart 2017.

Geachte heer Timmers,

Twee weken geleden publiceerde u een reactie op mijn opinieartikel in Trouw van begin maart, waarin u mij ervan beticht niets te schuwen om de windenergiesector zwart te maken. In mijn artikel legde ik uit dat de verwaarloosbare bijdrage aan de energietransitie die windturbines op land kunnen leveren niet opweegt tegen de narigheid die zij bij de buren veroorzaken en de miljardensubsidies die zij de samenleving kosten. U gaat daar weliswaar op in, maar levert geen enkel argument waaruit mijn ongelijk zou kunnen blijken.
U beweert dat ik er over klaag dat windmolens zo stil zijn geworden, maar dat staat niet in mijn tekst. Er staat dat de bewoners daar niets aan hebben omdat stillere molens dichterbij kunnen komen zonder dat ze de geluidsnorm weer overschrijden. De praktijk leert dat het zo inderdaad gaat, de ondernemer zoekt precies de grens op. Mijn stelling is dat stillere molens alleen prettig zijn voor de eigenaar, die kan er immers op zijn grond meer kwijt. U weerspreekt dit niet.
U beweert dat de geluidseisen voor windmolens even streng zijn als voor andere bronnen, zoals verkeer. Dit is een veel gehoorde, misleidende halve waarheid. De leden van uw branchevereniging halen daarbij doorgaans het bekende onderzoek van TNO en RIVM aan, maar vertellen dan niet dat de betreffende wetenschappelijke rapporten van deze instellingen aantonen dat windturbinegeluid veel hinderlijker is dan verkeerslawaai, waardoor de norm voor windturbines binnenshuis drie- tot viermaal zoveel ernstige geluidshinder veroorzaakt als de norm voor verkeer op rijkswegen. Daarom adviseerden zij, conform de hinder van de verkeersnorm, een veel strengere norm dan de norm die in 2011 werd ingevoerd. Dit laatste gebeurde om meer ruimte voor wind-op-land te scheppen. U weerspreekt dit niet.
U beweert dat de norm voor slagschaduw van windturbines hooguit zes uur slagschduw per jaar toelaat. Op het eerste gezicht lijkt dat ook zo, want de regel is: maximaal 17 dagen meer dan 20 minuten, en 17 maal 20 minuten is inderdaad 5 uur en 40 minuten. Echter, in die 17 dagen zal vaak langer dan 20 minuten slagschaduw optreden, en buiten die 17 dagen zal er ook slagschaduw zijn, zij het minder dan 20 minuten. Dus is er in de praktijk sprake van veel meer slagschaduw dan die 5 uur en 40 minuten per jaar. Het gaat al snel om het dubbele. Met een automatische stilstandregeling is de uiterst hinderlijke slagschaduw gemakkelijk volledig te voorkomen, maar dat gaat enigszins ten koste van de opbrengst. Dit wordt vaak beloofd maar gebeurt zelden.
U meldt dat gelukkig is afgesproken dat de veiligheidslichten op windturbines tegenwoordig niet meer knipperen omdat ze vervangen mogen worden door continu brandende lichten. U moest toch eens op een avond naar de Wieringermeer gaan, of in Noord-Holland de IJsselmeerkust opzoeken waar u onmiddellijk aan de overkant de Noordoostpolder zult herkennen aan de lange rij knipperende rode lichten. U hebt gelijk, het zijn geen knipperlampen, het licht knippert dank zij de rotorbladen die er voorlangs zwiepen.
U beweert dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat huizenprijzen niet of nauwelijks te lijden hebben van windmolens in de buurt. Vermoedelijk doelt u op het enige onderzoek op dit gebied, dat van de Amsterdamse universiteiten VU en UvA. Zij schrijven over een mogelijke waardedaling van 1,4 tot 2,3 procent. De data van het onderzoek zijn echter verouderd, ze stammen uit de tijd dat windenergie een zaak was van een boer die een enkele solitaire turbine op het eigen erf plaatste. Maar de huidige situatie met 150 tot 200 meter hoge windturbines is onvergelijkbaar anders, ook als het gaat om de effecten op de waarde van huizen. Gezinnen die daarnaast wonen kunnen de molens niet meer ontvluchten, tenzij ze hun huizen ver onder de waarde verkopen. Vele gemeentes erkennen dit probleem en hebben tot flinke verlagingen van de WOZ waardes van de woningen besloten.
U schermt met de gedragscode die de NWEA heeft opgesteld, waarin de sector aanbeveelt om omwonenden te betrekken bij windenergie. Maar U vergeet ook te vermelden dat uw code met geen woord rept over enige vorm van compensatie van de schade die omwonenden oplopen. Bij uw gedragscode zijn nog steeds de lusten voor de exploitanten en de lasten voor de omwonenden.
Mijn centrale boodschap dat de stroomopbrengst te gering is om de nadelen te rechtvaardigen laat u onweersproken. In plaats daarvan beschuldigt u mij van ongeremde zwartmakerij. Ik nodig u uit om één voorbeeld te noemen waarin ik deze “oer-Hollandse en innovatieve sector” heb belasterd. In uw tekst in Trouw tref ik niet een aan.
Ik ben het met u eens dat het nog een flinke kluif wordt om de energievoorziening van Nederland te verduurzamen. Maar als het zoals u zegt zonder windenergie niet gaat lukken, zullen we daar met windmolens evenmin in slagen. Daarvoor is de hoeveelheid energie die ze op zijn hoogst kunnen leveren vele malen te klein. Het valt dan ook te betreuren dat Nederland zoveel miljarden van de huishoudens, vooral van hen, aan subsidies voor windturbines uitgeeft. Die miljarden zijn namelijk verloren voor wel nuttige maatregelen om een duurzame energievoorziening dichterbij te brengen.
Met vriendelijke groet,
Fred Jansen, voorzitter Nationaal Kritisch Platform Windenergie.
Zie ook: Kamp erkent overlast turbines op land.