Er is dringend behoefte aan beleid om tot verduurzaming van de Nederlandse energiehuishouding te komen. [i] Thans is de aanpak gericht op incompetente middelen, zoals windturbines op land, die geen zinnige bijdrage leveren aan de oplossing voor het energie- en CO2-probleem. De inconvenient truth is eenvoudig maar hard: er zijn momenteel geen duurzame energievormen beschikbaar die voldoende opbrengen om de fossiele brandstoffen te vervangen. Onze voorraad daarvan, inclusief kolen, is overigens toereikend voor m eer dan honderd jaar.

 

Het huidige Nederlandse beleid legt de nadruk op subsidies voor onmiddellijke en grootschalige productie van energie die ‘duurzaam’ wordt genoemd, maar dat predicaat in feite niet verdient. Deze aanpak leidt tot een jacht op die subsidies en beschermt industriële grootverbruikers en de elektriciteitsbedrijven, die juist tot de grootste atmosfeervervuilers behoren. De vervuiler betaalt niet, maar wordt betaald. Het is de hoogste tijd dat de politiek het roer omgooit en de elektriciteitssector in de richting van een schone productie stuurt.

 


[i] WBS, Nieuwe energie; schaarste, klimaat, duurzaamheid.


 

Symboolpolitiek

Wereldwijde klimaatverandering, onzekerheid over de energievoorziening en geopolitieke spanningen als gevolg van onze afhankelijkheid van olie en gas bedreigen onze samenleving. Een effectieve politiek voor de verduurzaming van onze energiehuishouding is dringend geboden. Tot dusver ontbreekt het aan overzicht en visie, waardoor het beleid ongericht en inefficiënt is [1] en voornamelijk tot symboolpolitiek beperkt blijft. Plannen voor de lange termijn, voor zover al aanwezig, alsmede de Europese en mondiale dimensies zijn niet goed in het beleid verdisconteerd.

 

De inspanningen van de overheid richten zich voornamelijk op de productie van ‘groene stroom’, hoewel het totale Nederlandse stroomverbruik slechts 11% van onze energieconsumptie vertegenwoordigt en groene stroom minder dan 1%. Van een gezamenlijke en coherente aanpak door de ministers van EZ en VROM is geen sprake. Om de concurrentiepositie van bedrijven te beschermen ziet EZ nauwlettend toe op de energieprijs voor industriële grootverbruikers, waardoor grote vervuilers niet worden aangepakt. Integendeel, de elektriciteitbedrijven en industrie zitten voorlopig aangenaam ruim in hun CO2-emissierechten en kunnen nog lang op de oude voet doorgaan zonder adequate technische voorzieningen te treffen voor de vermindering van hun CO2-uitworp.

 

De PvdA heeft dit beleid niet weten te veranderen. In de afgelopen jaren was de zeer betrokken bijdrage van de Tweede-Kamerfractie vooral technology driven, gecentreerd rond een sterke voorkeur voor windenergie en een afwijzen van kernenergie. De PvdA heeft daarmee niet kunnen voorkomen dat de problematiek van klimaat en voorzieningszekerheid niet in de kern werd aangepakt, maar enkel in de marge beroerd.

 

De regering heeft veelal ingezet op verouderde en incompetente technologie. Een voorbeeld daarvan is windenergie op land, een optie die te klein van omvang is om zelfs maar een schijn van een oplossing te kunnen bieden. [2] De techniek is duur en de molens verrommelen het landschap. De nadruk op subsidies voor onmiddellijke en grootschalige inzet van windmolens op land heeft veel negatieve maatschappelijke effecten gehad. Er is een sterke lobby ontstaan van financieel belanghebbenden (de elektriciteitssector, projectontwikkelaars, banken en landeigenaren) die de onrijpe technologie als duurzaam aanprijst, om mee te eten uit de subsidieruif en aldus een hoog rendement op hun investering veilig te stellen. De uitvoering van de Beleidsovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) [3] genereert veel problemen: onbehagen van burgers over lokaal bestuur en politiek, conflicten tussen burgers onderling en met de gemeente. Voorts is sprake van ondermijning van de democratische besluitvorming, doordat projectontwikkelaars niet schromen over te gaan tot financiële intimidatie van gemeenten en zelfs van individuele burgers. [4]

 

De elektriciteitssector, een grote vervuiler, bleef tot nu toe buiten schot. Anders dan het geval is bij de industrie [5] , waar intensief aan rendementsverbetering en CO2-reductie wordt gewerkt, gaat van deze met de fluwelen handschoen aangepakte sector niets uit. Het principe ‘de vervuiler betaalt’ gaat hier niet op. Integendeel, via Milieuheffing en MEP-subsidies [6] voor windmolens en biomassa financieren de kleinverbruikers van gas en elektriciteit (huishoudens en het midden- en kleinbedrijf) het onterecht groene imago van de sector. Er stroomt geld van consumenten naar de elektriciteitsbedrijven (circa een kwart miljard euro per jaar, ten minste € 2,8 miljard voor een periode van tien jaar), maar zij krijgen daar weinig waarde voor terug [7] – in feite zelfs helemaal niets, want de bescheiden besparing van CO2-uitstoot die de windmolens opleveren verhoogt uiteindelijk de emissierechten van de sector en heeft dus geen netto positief effect. [8] Wordt er geen paal en perk gesteld aan BLOW en de MEP-subsidie, dan gaat deze verspilling door. Dezelfde subsidiegelden zouden aanzienlijk meer maatschappelijke waarde opleveren als ze zouden worden ingezet voor (deels fundamenteel) wetenschappelijk en technologisch onderzoek en kleinschalige demonstratie- en opschalingsprojecten.

 

Wij opteren voor de gedachtegang in de recente rapporten van AER en VROM-RAAD [9] en WRR [10] . Volgens de daarin ontwikkelde lijn loopt de transitie naar een duurzame energiehuishouding via de weg van ‘schoon fossiel’ (waaronder ‘schone kolen’) [11] , uiteraard met besparing op de energieconsumptie en rendementsverhoging van de energieproductie als basisvoorwaarden. Voor wind op land zien beide adviesraden geen rol weggelegd; de WRR spreekt zich er zelfs uitgesproken negatief over uit. Aanbevolen wordt om het onderzoek naar duurzame methoden en de ontwikkeling van systemen die voldoende potentieel hebben om de competitie met fossiele brandstoffen aan te kunnen, aanzienlijk te intensiveren.

 

Bij deze aanbevelingen sluiten wij ons van harte aan. Geboden is niets minder dan een ‘wetenschappelijk/technologisch Deltaplan’. Grote potentie hebben zonne-energie en biotechnologie (grondstoffen voor de procesindustrie en energieproductie). Verder moet er steun komen voor de ontwikkeling, demonstratie en marktintroductie van kleinschalige schone energie, zoals microwarmtekrachtkoppeling (de zogenaamde huiscentrale waarmee een huishouden op basis van zijn gasgestookte ketel zowel in zijn warmte- als elektriciteitsbehoefte voorziet) en de energieneutrale cq. energieproducerende kas en woning.

 

Schone kolen

Sinds 1 januari 2005 vallen de elektriciteitsbedrijven en de grote industrie [12] onder het Europese regime van verhandelbare CO2-emissierechten. Er is hun een emissieplafond opgelegd dat in de loop der jaren naar beneden zal worden bijgesteld. Deze emissierechten kunnen worden verhandeld. Rechten die bedrijven zelf niet gebruiken mogen ze op de beurs verkopen. Als ze rechten tekortkomen, kunnen ze die aankopen. Idealiter dwingt dit systeem bedrijven om hun technologie te verbeteren en op termijn koolstofarmer te produceren. Het werkt echter alleen adequaat bij een strikte normstelling. Op dit moment zijn de emissieplafonds, zoals betoogd, nog erg ruim . [13] Daardoor is er op dit moment nog alle ruimte voor productiegroei en dus méér vervuiling.

 

Dat de bevoegdheid voor het beheer van dit politieke instrument in Brussel is gelegd, is om te voorkomen dat EU-landen op elkaar gaan wachten met het treffen van CO2-uitworpbeperkende maatregelen die de concurrentiepositie van het eigen bedrijfsleven zouden benadelen. Als de Nederlandse politiek ernst wil maken met het klimaatbeleid, dan stelt zij zich in Brussel coöperatief op. Tot dusver was het tegendeel het geval. Om de nationale industrie te beschermen deed Nederland (evenals grote broer Duitsland) moeilijk over verlaging van de emissieplafonds.

 

Door het plan van de Europese Commissie dat onlangs op tafel werd gelegd – met als kerndoelstelling ten minste 20% reductie van de CO2-uitworp voor de gehele EU in 2020 – hartelijk en krachtig te ondersteunen, kan Nederland zijn fouten uit het verleden goedmaken. Daartoe zal Den Haag wel de machtige energielobby – haar kracht werd het afgelopen jaar in volle omvang zichtbaar tijdens het debat over de afsplitsing van de elektriciteitsnetten – moeten weerstaan. Voorlopig geeft die lobby immers de voorkeur aan extra emissierechten, die te halen zouden zijn bij andere sectoren van de economie, boven de ontwikkeling en toepassing van schone technologie.

 

Begin dit jaar besloot het Duitse energiebedrijf E.ON definitief om op de Maasvlakte een nieuwe kolencentrale te bouwen van 1100 megawatt. [14] Ook andere maatschappijen ontwikkelen nieuwe kolencentrales, onder andere voor de Eemshaven. Het valt te vrezen dat als de aanpak van de sector niet verandert, dit geen schone, maar conventionele centrales zullen worden. Dankzij de kortzichtige Nederlandse opstelling in Brussel zitten de bedrijven immers ruim in hun emissierechten. Bovendien zullen ze het hogere rendement van nieuwe kolencentrales, hun door de technische ontwikkeling in de schoot geworpen, als eigen fantastische milieuprestatie opvoeren. Zo zou de sector wel heel gemakkelijk wegkomen en de CO2-uitstoot voor tientallen jaren onwrikbaar vast liggen.

 

Aanbevelingen

Om de door de mens veroorzaakte klimaatverandering tegen te gaan zal in twintig tot dertig jaar de CO2-uitworp drastisch moeten worden teruggebracht. Daarnaast is het voor Nederland en Europa om geopolitieke en veiligheidsredenen noodzakelijk om de afhankelijkheid van olie en gas te verminderen. De optie schone kolen biedt uitkomst voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Wat moet er gebeuren?

 

– Nederland moet de machtige energielobby weerstaan en zich ten volle committeren aan het nieuwe energieplan van de Europese Commissie, dat ambitieuze doelen formuleert voor het niveau van CO2-uitstoot in 2020. Den Haag zou in Brussel moeten aansturen op harde emissienormen gekoppeld aan een duidelijke tijdshorizon voor ná de genoemde periode.

– Waar mogelijk moet de optie schoon fossiel worden benut. Aan elektriciteitsbedrijven die plannen maken voor de bouw van conventionele kolencentrales, bijvoorbeeld op de Maasvlakte en in de Eemshaven, moet een zodanige hoeveelheid emissierechten worden uitgegeven dat de inzet van schone kolentechnologie noodzakelijk is.

– Er moet volop worden ingezet op de implementatie van technieken voor energiebesparing en rendementsverbetering. Daarmee kan ons nationale energieverbruik met tientallen procenten worden teruggebracht. [15] Sluis milieuheffingen op energie terug naar de kleinverbruikers, via projecten waarbij werk wordt gemaakt van grootschalige energiebezuiniging.

– Het subsidiebeleid voor duurzame energie moet op de schop. Helaas zijn er op dit moment nog géén duurzame technieken beschikbaar die voldoende opbrengen om de fossiele brandstoffen te vervangen. Doorgaan met subsidieverlening voor bijvoorbeeld windmolens op land is niet alleen geldverspilling, maar ook riskant omdat de slechte performance van deze technologie en de nadelige effecten ervan op de leefomgeving pleitbezorgers van kernenergie als ‘het enige alternatief’ in de kaart spelen.

– Kleinschalige schone of duurzame oplossingen verdienen wel overheidssteun. Veelbelovend zijn ontwikkelingen op het terrein van de energieneutrale woning, kassen die zelf – eventueel in combinatie met bodemwarmte – energie opwekken en microwarmtekrachtkoppeling.

– Bovenal is het zaak om ruim te investeren in onderzoek naar écht duurzame alternatieven, dat wil zeggen duurzame systemen die voldoende potentieel hebben om – op termijn – de competitie met fossiele brandstoffen aan te gaan, zoals zonne-energie en biotechnologie. Die twee opties zouden de spil moeten vormen van een ‘wetenschappelijk/technologisch Deltaplan’ van zowel toepassingsgericht als fundamenteel onderzoek .

– Gezien de nauwe relaties tussen het energie- en het klimaatvraagstuk is het raadzaam om in het nieuwe kabinet voor deze twee beleidsterreinen één co ö rdinerend minister verantwoordelijk te maken. Die persoon zal Nederland met kracht en spoed naar een schoon energiebeleid moeten voeren. De kansen liggen er.

 

Saïd Zwerver en Fred Jansen zijn beroepsmatig actief geweest op het gebied van klimaatonderzoek- en beleid. Zij zijn sympathisant, respectievelijk lid van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie ( nkpw ). Zij schreven dit artikel op persoonlijke titel. Dit artikel is gepubliceerd in Socialisme & Democratie (jan/ febr 2007)



[1] ECN (2005), Het EZ-beleid ter bevordering van een duurzame energiehuishouding. Evaluatie-onderzoek 1999-2004 .

[2] Zie de website van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie, dat vijftig lokale groepen vertegenwoordigt.

[3] De Beleidsovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) werd in 2001 op initiatief van de ministers Jorritsma (EZ) en Pronk (VROM) gesloten tussen Rijk, provincies en de VNG.

[4] Ter illustratie: Een actievoerder in Delfzijl kreeg op de dag voor Kerstmis door de deurwaarder een exploot uitgereikt met een ‘claim’ van vijf miljoen euro van een projectontwikkelaar. Meer voorbeelden staan op de website van het Nationaal Kritisch Platform Windenergie.

[5] Grote bedrijven waaronder SHELL en AIR FRANCE/KLM pleitten recent bij de EU om een duidelijk beleid voor de reductie van de CO2-uitstoot.

[6] MEP – Milieuvriendelijke Elektriciteitsproductie. Regeling op grond waarvan subsidies worden verstrekt aan o.a. windmolens, bijstook van biomassa in centrales enz.

[7] CPB (2005), Windenergie op de Noordzee, een maatschappelijke kosten-batenanalyse

[8] Volgens onze berekening gaat het alleen voor de windmolens op land jaarlijks om een bedrag van ongeveer € 25 per huishouden. Dit is de helft van het bedrag dat het kabinet in 2006 teruggaf aan de burgers om de stijging van hun energierekening te compenseren.

[9] AER in combinatie met VROM-RAAD (2004), Energietransitie: Klimaat voor nieuwe kansen .

[10] WRR (2006), Klimaatstrategie tussen ambitie en realisme

[11] ‘Schoon’ moet worden begrepen als vergassing gecombineerd met afvang en opslag in de ondergrond van CO2, dus werkelijke reductie van de uitstoot.

[12] Het Kyoto-Protocol gebiedt de EU voor de periode 2008-2012 een reductie van CO2-emissies van 8% ten opzichte van de emissies in 1990. Voor Nederland komt de Kyoto-doelstelling neer op een reductie van 6%. Deze verplichting wordt deels gerealiseerd via aankoop van emissierechten in het buitenland door de Nederlandse overheid. Dit leidt tot een vergroting van de emissieruimte voor Nederland in de Kyoto-periode. Daarnaast wordt emissiebeperking gerealiseerd door industrie en elektriciteitsbedrijven met een CO2-output van meer dan 20 MW emissierechten toe te wijzen tot een bepaald plafond.

[13] Dat wordt ook weerspiegeld in de beurskoers voor CO2 die veel lager is dan werd voorzien (nu € 4) en ook lager dan voor een goede werking van de beurs is vereist.

[14] Bericht in het Financieel Dagblad van 19 januari 2007.

[15] Greenpeace, september 2006, Energy revolution. A sustainable way to a clean energy future for the Netherlands .