Voetnoot NKPW: deel de vermelde aantallen grofweg door 3 en rond af naar beneden.

 

Zowel in overheidspublicaties als in de media wordt nagenoeg altijd vermeld hoeveel huishoudens van stroom kunnen worden voorzien door de plaatsing van een X aantal windturbines met een totaal vermogen van Y MegaWatt (MW). Dit is een zeer misleidende voorstelling van zaken, bedoeld om de leek door grote getallen te imponeren.

 

Het vermogen van een windturbine, bijv. 1 MW, is de maximale capaciteit, als de turbine constant op volle kracht zou draaien. In de praktijk is de stroomopbrengst van een turbine afhankelijk van de kracht van de wind ter plaatse en daardoor gemiddeld minder dan eenderde van het vermogen. Een turbine van 1 MW levert zodoende slechts 0,3 MWh energie (stroom).

 

Deze stroom, die aan het elektriciteitsnet wordt geleverd, is van slechte kwaliteit, omdat de kracht van de wind bij wijze van spreken per seconde verandert. De voortdurende spanningsvariaties die met die grilligheid van de wind gepaard gaan, moeten door het net worden gecompenseerd. Dat vergt extra investeringen in netwerkapparatuur en het verlaagt de efficiency van de vaste centrales, m.a.w. het verhoogt zowel de prijs van stroom, als de uitstoot van CO2 door die centrales. Hoe meer windstroom aan het net wordt geleverd, hoe groter dit effect, mede doordat bij wet wordt geregeld dat alle aangeleverde windstroom voorrang heeft en moet worden afgenomen. Zo dragen windturbines, ironisch genoeg, bij aan een verhoging van de CO2-uitstoot!

 

Dat windturbines huishoudens van stroom kunnen voorzien, is betrekkelijk. Als de wind te hard waait, of als er weinig of geen wind staat, staan de turbines stil en wordt er geen stroom geproduceerd. Aangezien dit ca. 70% van de tijd het geval is en huishoudens en industrie alleen kunnen functioneren bij een permanente beschikbaarheid van stroom met continue spanning, wordt de keuze van de politiek voor windenergie door onafhankelijke energiedeskundigen op technische gronden bestempeld als "de vergissing van de eeuw".

 

Doordat huishoudens relatief weinig stroom verbruiken, levert het vermogen van een windturbine (het drievoud van de geproduceerde energie) gedeeld door het gemiddeld verbruik per huishouden al snel een groot getal op. Met één flinke turbine lijken zo duizenden huishoudens van stroom te kunnen worden voorzien, gratis zelfs wordt gesuggereerd, "want wind is er genoeg en kost niets". In werkelijkheid stelt de bijdrage van alle windturbines bij elkaar aan de huishoudelijke energievoorziening weinig voor, ongeveer 1% van het totale, landelijke stroomverbruik.

 

Tenslotte blijkt er ook een grens te zijn aan de productie van windenergie. De KEMA heeft berekend, dat als alle plannen voor de aanleg van windparken in Nederland worden gerealiseerd, er in 2020 een aanzienlijk overschot zal zijn aan windstroom. Omdat de vaste centrales niet flexibel genoeg zijn om een onbeperkt aanbod van windstroom op het net te verwerken en de mogelijkheid van export naar het buitenland wegens vergelijkbare ontwikkelingen daar, zeer beperkt zal zijn, zal een gedeelte van de turbines noodgedwongen stilgezet moeten worden. Om dit te voorkomen wordt er nagedacht over het creëren van tijdelijke energieopslag in een kunstmatig eiland voor de kust (het plan Lievense) en via een onderzeese kabel naar Noorwegen (NorNed waterkracht), maar daarmee zijn miljardeninvesteringen gemoeid die uit hogere stroomprijzen terugverdiend zullen moeten worden.