LJN: AA6979, Raad van State, zaaknummer E03.96.0477, uitspraak: 30-06-2000

Texel

 

Samenvatting

B&W van de gemeente Texel hebben in 1996 een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van 2 windturbines.

Tegen dit besluit hebben 2 verenigingen ‘Vereniging tegen windturbines op Texel’ en ‘Werkgroep Landschapszorg Texel’ beroep ingesteld bij de RvS.

 

T.a.v. een aantal aangevoerde gronden oordeelt de RvS dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. De Verenigingen hadden deze gronden in een eerder stadium van de procedure kunnen aanvoeren, maar hebben dit toen niet gedaan.

 

De volgende gronden komen wel in aanmerking voor beroep:

         De afstand waarop de inrichting aan de gestelde geluidsgrenswaarde moet voldoen, is ten opzichte van het ontwerp-besluit ten onrechte verruimd van 200 naar 250 meter;

         Voorschrift F.7 waarborgt de veiligheid onvoldoende;

         De vergunning had moeten worden geweigerd vanwege de hinder en/of gevaar voor vogels;

         Er zal visuele hinder optreden. De aantasting van het landschap, reflectie en slagschaduw van de ronddraaiende rotors worden niet afdoende voorkomen dan wel beperkt;

 

De RvS is t.a.v. de afstand van oordeel, gelet op een ingewonnen deskundigenbericht, dat de geluidbelasting t.g.v. het in werking zijn van de inrichting eerst op een afstand van 305 meter kan voldoen aan de gestelde 40 dB(A) en niet op de voorgeschreven afstand van 250 meter. De inrichting zal derhalve niet kunnen voldoen aan de gestelde geluidgrenswaarde.

Het beroep is op dit punt gegrond.

 

De RvS is t.a.v. de veiligheid van oordeel dat het aan de vergunning verbonden voorschrift F.5: ‘De rotor moet onder normale omstandigheden met behulp van ten minste één beveiligingssysteem tot stilstand zijn te brengen’  niet voor slechts één uitleg vatbaar is. Immers, door het gebruik van de woorden ‘ten minste’ kan dit voorschrift zodanig worden geïnterpreteerd dat ook wanneer beide geïnstalleerde veiligheidssystemen gezamenlijk nodid zouden zijn om de rotor tot stilstand te brengen, en ook beide daartoe niet in staat zouden zijn, nog steeds aan dit voorschrift wordt voldaan.

Het besluit is in zoverre genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, dat onder meer eist dat de verplichtingen die voortvloeien uit een aan een vergunning verbonden voorschrift duidelijk en voor slechts één uitleg vatbaar zijn.

 

De RvS is t.a.v. de hinder en/of veiligheid voor vogels van oordeel, gelet op een ingewonnen deskundigenbericht, dat van enige bijzondere nadelen of schadelijke gevolgen voor vogels niet valt te duchten.

Het beroep is op dit punt ongegrond.

 

T.a.v. de aantasting van het  landschap is de RvS van oordeel dat B&W in hun bestreden besluit hieraan in het geheel geen aandacht hebben besteed

Het beroep is in zoverre gegrond.

 

T.a.v. het voorkomen dan wel beperken van reflectie hebben B&W voorschriften opgenomen. De RvS is van oordeel dat B&W zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat deze voorschriften afdoende zullen zijn, voor zover reflectie zal optreden.

Het bezwaar is in zoverre ongegrond.

 

M.b.t de slagschaduw zijn B&W van mening dat hinderlijke slagschaduw niet zal optreden. Zij stellen hun standpunt gebaseerd te hebben op bestaande literatuur. Uit de stukken blijkt evenwel niet welke literatuur B&W bij hun beoordeling hebben betrokken.

De RvS oordeelt dat het besluit van B&W niet voldoet aan de wettelijke eis dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent relevante feiten vergaart.

 

Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.

 

 Voor de volledige tekst van de uitspraak,  http://zoeken.rechtspraak.nl

 Type dan bij vakje LJN in: AA6979

 

Roeland van Rooij, d.d. 05-08-2005