Het is geen nieuws dat de ene windmolen de andere ‘uit de wind’ kan zetten, maar het wordt steeds duidelijker dat men dit ‘park-effect’ heeft onderschat, zeker als het niet zo hard waait. En het waait steeds minder hard, al jaren op rij. 

 

‘Windturbines leverden 20% minder dan normaal. Het totaal voor 2005 kwam daarmee op 92% van een gemiddeld windjaar. Sinds 1988 had alleen 2003 een nog lager windaanbod (84%) en 2005 is het derde (volgens anderen het vijfde – red.) ondermaatse windjaar op rij’, aldus Windservice Nederland, een database over de prestaties van windmolens. ‘Het nieuwe jaar is vooralsnog niet van zins om zich eens van een windrijke kant te tonen. Integendeel, de afgelopen januarimaand was extreem windarm. Sinds 1988 was alleen januari 1997 nog windarmer met een windex van slechts 54%.’ Zie ook hier  
 

De combinatie van deze zaken maakt dat slechts 60-70% van de windboeren echt beter wordt van de molens. Een windmoleneigenaar die anoniem wenst te blijven rekent voor: een molen werd aangeschaft op basis van een prognose van een opbrengst van 3,4 megaWattuur. Dat betekent dat deze molen geacht werd 22% van de tijd op vol vermogen te draaien (de load factor). Bovengenoemde problemen, de parkeffecten en de verminderde wind maakten daarvan een miserabele 2,4 megaWattuur (15.5% load factor). Bedoeling was dat de betreffende windboer winst zou gaan boeken bij een opbrengst van 3 megaWattuur, maar nu was deze gedwongen opnieuw over de prijs te gaan onderhandelen. Dat lukte: de energiemaatschappij zag blijkbaar mogelijkheden ….. Ondertussen zien de windstroomproducenten met angst en beven toe dat er steeds meer molens worden bijgeplaatst. Temeer daar de ashoogte van de molens blijkbaar is vrijgesteld, hetgeen betekent dat de plaatsing van één supermolen het er achterliggende windpark vooral beter geschikt maakt om te badmintonnen. Eindelijk geen last meer van die wind!

 

Groene Rekenmeester, maart 2006