Alleen investering in nieuwe kerncentrales kan de grote hoeveelheid betrouwbare energie leveren die een land als Nederland nodig heeft, schrijft Jan van Erp (kerntechnisch ingenieur) in de Volkskrant. Visie, Strategie en Agenda is de titel van het kortgeleden verschenen energierapport van het kabinet. Jammer is dat de ‘visie’ grotendeels is gebaseerd op wensdromen. Het bouwen van nieuwe kerncentrales vormt geen onderdeel van het energiebeleid.

 

Een van de voornaamste delen van het beleid is de installering van duizenden windturbines op land en in zee. Dit is zeker geen goede basis om de Nederlandse industrie van betrouwbare en betaalbare energie te voorzien. Windturbines hebben een wisselvallig productiepatroon dat kan variëren tussen 0 en 100 procent van hun maximale vermogen als gevolg van de variërende windsnelheid. Zij produceren, gemiddeld over een jaar, slechts een klein deel van de energie die zij zouden kunnen produceren als de wind voortdurend een optimale snelheid zou hebben. In Nederland is dat circa 20 procent.

 

Back-up power

Elektriciteit betrokken uit het landelijke elektrische net wordt gebruikt op hetzelfde ogenblik dat het geproduceerd wordt. Als gevolg hiervan hebben windturbines (indien gekoppeld aan het elektrisch net) de hulp nodig van een flexibel aanvullend productievermogen (de back-up power) om te kunnen compenseren voor de variërende windproductie. 

 

Meestal moet dit back-up-productievermogen geleverd worden door extra aardgascentrales.

Windenergieproducenten hebben de vrijheid aan het elektrische net te leveren tegen een vaste (gesubsidieerde) prijs. Zij zijn vrijgesteld van de verplichting zich aan te passen aan de vraag van het elektrische net. Bij de berekening van de werkelijke prijs van elektrische energie, geproduceerd door windturbines, is het nodig daarin de kosten van de noodzakelijke back-ups te verwerken. Die kosten zijn hoog, omdat deze back-ups niet op volle capaciteit gebruikt kunnen worden (under-utilized capacity). Bovendien zijn de kosten afhankelijk van de snel toenemende prijs van aardgas.

 

Elektrisch net

Aangezien windproducenten niet bijdragen aan de kosten van de benodigde back-up-capaciteit betekent dit in feite een aanzienlijke subsidie die de energiemarkt in Nederland scheef trekt en de economie schaadt. Verder dient vermeld te worden dat de schommelende productie van windturbines destabiliserend werkt op het elektrisch net met nadelige gevolgen voor de economie (elektrische onderbrekingen en storingen).

 

Het rapport verklaart: ‘het kabinet heeft de ambitie om circa 6.000 MW windenergie op zee te realiseren in 2020’.  Het is niet duidelijk wat bedoeld wordt; a: geïnstalleerd windvermogen, dat maar voor circa 20 procent gebruikt kan worden, of b: windproductievermogen gelijkwaardig aan dat van een 6.000 MW steenkolencentrale of kerncentrale. Voor optie a zouden 2.000 windturbines van 3 MW nodig zijn met een jaarlijkse productie van circa 1.200 MW gemiddeld. Deze energie kan veel beter geproduceerd worden met een enkele kerncentrale. Visie van de regering is gebaseerd op dromen – laat ze liever doorzetten. Voor optie b zouden 10.000 windturbines van 3 MW nodig zijn met een jaarlijkse productie van  6.000 MW. Dit kan beter geproduceerd worden met vier kerncentrales.

 

Afval

Kerncentrales zijn milieuvriendelijk en veilig, en verhogen de politieke onafhankelijkheid van de energielevering. De geproduceerde elektrische energie is betaalbaar, prijsvast en leveringsbetrouwbaar. Opberging van radioactief afval is geen technisch probleem, want het volume is klein.

 

Wat betreft de veiligheid van kerncentrales moge vermeld worden dat deze voor de nieuwe generatie (die bijvoorbeeld worden gebouwd in Finland en Frankrijk) verder verbeterd is. De kans op een ongeval dat zou leiden tot schade aan de reactorkern met ontsnapping van een hoeveelheid radioactief materiaal van enige betekenis, is nu teruggebracht tot ongeveer één keer per honderd miljoen jaar.

 

Betreffende milieuvriendelijkheid: kerncentrales produceren geen broeikasgassen en nemen weinig ruimte in (1 tot 3 vierkante kilometer).  Daarentegen nemen windturbines duizenden vierkante kilometer in beslag. De hoeveelheid hoog-radioactief afval is circa 3 kubieke meter per jaar voor een kerncentrale van 1.000 MW.

 

Splijtstof

De prijs van elektriciteit geproduceerd door kerncentrales hangt maar voor een klein gedeelte (circa 5 procent) af van de prijs van de splijtstof. Dit, tezamen met het feit dat nieuwe kerncentrales minstens 60 jaar (mogelijk wel 90 jaar) in bedrijf kunnen blijven, heeft als gevolg dat de geproduceerde elektriciteit zeer prijsvast is. Frankrijk heeft nu al het grote economische voordeel van prijsvaste elektriciteit, omdat 80 procent van het nationale gebruik aan elektriciteit afkomstig is van kerncentrales. De hoeveelheid van reeds aangetoonde splijtstof (uranium of thorium) die mondiaal beschikbaar is, is voldoende voor enkele honderden jaren indien uitsluitend gebruik gemaakt blijft worden van het huidige type kerncentrales. 

 

Maar een nieuw type kerncentrale dat in ontwikkeling is, zal in staat zijn veel meer energie uit uranium te produceren  (ongeveer honderd keer meer dan de huidige generatie). Met dit nieuwe type zal de hoeveelheid van reeds aangetoonde splijtstof voldoende zijn voor tienduizenden jaren.

 

Uranium is als energiedrager ongeveer een miljoen keer meer geconcentreerd dan steenkolen.  Daarom zijn voor kernenergie slechts betrekkelijk kleine hoeveelheden uranium nodig die verkregen kunnen worden uit politiek-stabiele landen als Australië en Canada en die gemakkelijk opgeslagen kunnen worden. Kernenergie leidt daarom tot grotere energieonafhankelijkheid.

Alleen investering in nieuwe kerncentrales kan de grote hoeveelheid betrouwbare energie leveren die nodig is voor een industriële maatschappij zoals Nederland. Het is te hopen dat het kabinet eindelijk bereid zal zijn een realistisch energiebeleid te volgen.

 

Jan van Erp is als kerntechnisch ingenieur en adviseur verbonden aan de Universiteit van Chicago.

 

Volkskrant, 13 augustus 2008