Na de geruchtmakende uitspraak van de Raad van State (RvS) dat de milieuregels voor windturbines niet deugen omdat ze zonder milieuonderzoek en plan-MER zijn vastgesteld, kondigde de regering al heel snel aan dat ze nu die verplichte plan-MER gingen doen en op basis daarvan nieuwe regels en normen gaan opstellen. Dit traject gaat evenwel meer tijd kosten dan de regering hoopte, reden waarom een tijdelijke regeling is vastgesteld. Deze “Tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken” (TOW) van 3 mei 2022 gaat alleen over de geluidsregels en bevat domweg gewoon de onrechtmatig verklaarde normen voor windparken uit het Activiteitenbesluit (AB) van 2011: 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Andere milieuaspecten zoals gezondheidsrisico’s voor omwonenden komen er niet in voor.

Maar de Rechtbank Midden-Nederland neemt hier geen genoegen mee. In de uitspraak Swifterbant (Flevoland) zegt de rechtbank allereerst dat de gemeente in de verleende omgevingsvergunning de normen uit het AB niet had mogen toepassen. Ook de project-MER (dus voor een concreet park en niet voor een algemene wettelijke regeling) lost de zaak niet op want die gaat uit van de normen in het AB. De verleende omgevingsvergunning wordt onrechtmatig verklaard.
De rechter gaat echter verder en verklaart ook de TOW onrechtmatig. Aan de erin opgenomen normen is immers ook geen plan-MER voorafgegaan. De TOW heft de onrechtmatigheid van de omgevingsvergunning niet op en mag dus niet toegepast worden. Inmiddels heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant eender geoordeeld over de vergunningen voor twee windparken op Noord-Beveland. Zie hier en hier.

Omdat de molens in Swifterbant er al staan en het Rijk zegt dat er binnen een jaar nieuwe normen zullen zijn trekt de rechtbank de vergunning niet stante pede in en krijgt de gemeente een jaartje respijt. Als het Rijk na dat jaar nog steeds geen nieuwe normen heeft vastgesteld mag de actiegroep weer langskomen en opnieuw vragen om intrekking van de vergunning. Bovendien zegt de rechtbank expliciet dat het Unierecht het wel degelijk mogelijk maakt om zelfs een onherroepelijk geworden vergunning in te trekken.
Mochten de nieuwe normen strenger worden dan de oude, dan kan geëist worden dat de voorschriften alsnog worden aangepast. En de ondernemer van het windpark hoeft zich dan niet te beklagen over rechtsonzekerheid want “SwifterwinT (heeft) al langere tijd rekening (…) kunnen houden met de mogelijkheid dat de SMB-richtlijn niet correct was geïmplementeerd, en dat dit gevolgen kon hebben voor Windplan Blauw” zegt de rechter.

Wat nu?
Na de Swifterband uitspraak is duidelijk dat gemeenten en provincies zich niet achter de TOW kunnen verschuilen als ze moeten beslissen over een vergunning voor een windpark. Ze zullen dan echt die “actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering” moeten laten opstellen. Daarbij is het zaak goed op te letten dat dan niet volstaan wordt met een quickie rapport van een bureau als Pondera of LBP|Sight. Houd daarbij in de gaten dat, nu de regels van het AB zijn vervallen, ook de plicht niet meer bestaat om de geluidsnorm in de jaargemiddelde eenheden Lden en Lnight uit te drukken. Gewoon direct meetbare eenheden in decibellen mag ook.