LJN: BB9468, Raad van State, zaaknummer 200703314/1, uitspraak: 05-12-2007

Leeuwarden, De Hemrik

  

Samenvatting

 

 

In deze zaak staat een gegadigde voor een windturbine tegenover de provincie Frieslân.

 

De raad van de gemeente Leeuwarden heeft het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein De Hemrik’ in 2002 vastgesteld. Daarin is bepaald dat er geen vrijstelling wordt toegepast voor de bouw van een windturbine op een afstand van minder dan 500 meter tot de bebouwing van de dorpen Camminghaburen en Aldlân.

Appellant wil een windturbine met een masthoogte van 50 m en een tiphoogte van 75 m  bouwen op dit bedrijventerrein, op een afstand van circa 290 meter van de bebouwing van Camminghaburen.

GS van de provincie geeft goedkeuring aan het bestemmingsplan

Appellant tekent bezwaar aan en gaat vervolgens in beroep bij de RvS.

Dit is de eerste beroepszaak bij de RvS.

De RvS concludeert in zijn uitspraak van 28-04-2004 tot gedeeltelijke vernietiging van het bestemmingsplan.

Voor de volledige tekst van deze uitspraak, zie www.zoeken.rechtspraak.nl.

Type dan bij vakje LJN in: AO8428.

 

Vervolgens heeft de provincie het bestemmingsplan opnieuw beoordeeld, met inachtneming van bovenstaande uitspraak.

Appellant gaat wederom in beroep bij de RvS, nu tegen deze nieuwe uitspraak van de provincie.

Zijn voornaamste bezwaar is dat de planvoorschriften in de weg staan aan het verlenen van een vrijstelling voor de door hem gewenste windturbine op een afstand van 290 meter tot de bebouwing van Camminghaburen. Zijn stelling is dat de 1:10-formule voor hoogte en afstand inconsequent wordt toegepast, omdat het bestemmingspan tevens hoogspanningmasten met een hoogte van 35 m toelaat op een kortere afstand dan 350 m.

De RvS overweegt dat niet is gebleken dat de formule van toepassing zou zijn op hoogspanningsmasten. Voorts heeft de provincie zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ruimtelijke uitstraling van een windturbine met een mast van 50 m en een tiphoogte van 75 m aanzienlijk verschilt van de ruimtelijke uitstraling van een hoogspanningsmast van 35 m hoogte.

Daarom heeft de provincie in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend met de beperking in het bestemmingsplan dan aan de belangen van appellant bij de door hem gewenste windturbine.

De RvS verklaart het beroep van appellant ongegrond.

 

Voor de volledige tekst van de uitspraak, zie www.zoeken.rechtspraak.nl

Type dan bij vakje LJN in: BB9468

 

Roeland van Rooij, d.d. 09-12-2007