De minister van Economische Zaken (EZ) heeft zich met de subsidieregeling ‘Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie’ (MEP) vooral gericht op het behalen van het met de EU afgesproken beleidsdoel dat 9% van de in Nederland verbruikte elektriciteit in 2010 duurzaam moet zijn opgewekt. Er is onvoldoende rekening gehouden met de samenhang van de MEP-regeling met ándere beleidsdoelen op het gebied van duurzaamheid, zoals luchtkwaliteit en CO2-reductie. Ook de doelmatigheid en het financieel beheer van de MEP-regeling hebben te weinig aandacht gekregen. Dit staat in het rapport Subsidieregeling `Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie’ (MEP) dat de Algemene Rekenkamer heef gepubliceerd. 

 

De subsidieregeling MEP is bedoeld om de opwekking van groene stroom te stimuleren. Groene stroom is elektriciteit die duurzaam is opgewekt (door middel van biomassaverbranding, zonne-energie, wind- of waterkracht). Energieproducenten die dergelijke stroom leveren kunnen op grond van de MEP-regeling subsidie krijgen. De regeling is in juli 2003 ingesteld en in augustus 2006 door de minister van EZ stopgezet voor nieuwe aanvragen. Als reden voor het stopzetten van de subsidieregeling heeft de minister aangevoerd dat het beleidsdoel voor 2010 (9% van de binnenlandse elektriciteitsproductie duurzaam opgewekt) ook bereikt kan worden zonder nieuwe subsidieverstrekkingen. In de periode 2003-2006 is voor € 1.456 miljoen aan MEP- subsidie uitgekeerd. Van de subsidies is 46% naar biomassa gegaan, 33% naar windenergie. Gebleken is dat de aan energieproducenten verstrekte MEP-subsidies soms te hoog zijn geweest. Met name aan producenten van windenergie op land werd in de periode 2003-2006 een bedrag van 200 miljoen Euro (Trouw, 16 mei 2007teveel betaald. Deze oversubsidiëring had voorkomen kunnen worden door de subsidiehoogte te koppelen aan de werkelijke elektriciteitsprijzen. Nu was de subsidiehoogte gekoppeld een conservatieve inschatting van de elektriciteitsprijs, die voor tien jaar was vastgezet.